De bagage van de mantelzorger

Henk de Ruiter, zeventig jaar oud, is nauwelijks van de bank af te krijgen. Feestjes slaat hij steeds vaker over. Als de kleinkinderen komen logeren doet hij niets met ze. Is het zijn pensioen? Een depressie? Ans, zijn echtgenote, wordt er moedeloos van. Henk wil er niet over praten.

Het gaat van kwaad tot erger. Sleutels raken kwijt. Tijdens het koken vat een theedoek vlam. Het loopt maar net goed af. De sfeer in huis is om te snijden. Op een nacht plast Henk in de hoek van de slaapkamer, zomaar. Toen doordrong bij Ans wat er zojuist was gebeurd barste ze in tranen uit. Henk stond er wat beteuterd bij te kijken.

De diagnose is een klap in het gezicht, maar tegelijkertijd een opluchting. Eindelijk duidelijkheid. Eindelijk een heldere verklaring voor de grijze waas die over hun huwelijk is neergedaald. De kinderen willen er nog niet aan, eisen een second opinion, maar Ans houdt dat af. Zij is de ontkenningsfase allang voorbij. Hoe duidelijk wil je het hebben?

Ans voelt zich schuldig over haar bitse houding van de afgelopen jaren. Henk kan er immers niks aan doen. En natuurlijk belooft ze altijd voor hem te zorgen. Elke keer weer. Het is de enige manier om zijn angst voor het verpleeghuis te bezweren.

De buren, de kinderen, de casemanager, iedereen die langskomt vindt dat het nog zo goed gaat met Henk. Het geeft Ans een eenzaam gevoel. Het ontneemt haar de ruimte om te vertellen hoe het er werkelijk aan toe gaat. Dat Henk de hele dag achter haar aanloopt. Dat ze alles wat hij doet moet controleren. Dat er van hun huwelijk nog maar weinig over is. Ooit had ze een gelijkwaardige partner, een fijne vent. Ze heeft er een afhankelijk kind voor teruggekregen.

De jaren verstrijken. De wereld van Henk wordt kleiner en kleiner. En dus ook de wereld van Ans. Vrienden zijn afgehaakt, de kinderen druk met het eigen gezin. Ans is een gevangene geworden achter haar eigen voordeur. De dagen zijn lang, de nachten gebroken. Ze moet volhouden, ze heeft het beloofd. Maar wat als ze er zelf aan onderdoor gaat? Ze heeft het woord ‘verpleeghuis’ wel eens laten vallen in een gesprek met haar zoon, maar die reageerde weinig begripvol. ‘Zo erg is het toch nog niet?’ Stiekem fantaseert ze wel eens over zijn dood. Een slechte gedachte, ze weet het.

Uiteindelijk is het de casemanager die constateert dat het zo niet langer gaat. Henk heeft met poep gesmeerd. De jurken van Ans vallen steeds ruimer. De kinderen gaan schoorvoetend akkoord met opname. Rond het indicatieproces verliest Ans nog eens twee kilo. Als het rond is vechten opluchting, schuld en diep verdriet om voorrang. En dan begint het wachten op dat ene telefoontje.

In het verpleeghuis waar Henk uiteindelijk wordt opgenomen staat de bewoner centraal. Een goede zaak, absoluut. Maar laten we hopen dat de verpleegkundigen en verzorgenden zich ook bewust zijn van wat Ans de afgelopen jaren heeft doorgemaakt.